interviews.jouwweb.nl

'Het rebelse zit nog steeds in mij'

Gepubliceerd op 1 maart 2019 om 20:35

Kees Hocque groeide op in Gorinchem, in de jaren ’60 en ’70. Het waren roerige tijden. ‘In de jaren ’60 had je de Flowerpower-beweging. Toen dacht ik bij mezelf: ‘ik doe mee.’ Ik heb toen mijn maat opgezocht. Samen hebben we een bloemenkrans gemaakt en over ons hoofd getrokken. We liepen met de bloemenkrans in ons lange haar over de Langedijk en we deelden lolly’s uit aan de mensen, terwijl we ‘love en peace’ riepen. Toen is er nog een foto van ons in de krant gekomen.’

                Over het begin van de jaren ’60 kan Kees niet veel vertellen, maar eind jaren ’60 en de jaren ‘70 heeft hij heel bewust meegemaakt als een stormachtige periode. Dat stormachtige zat volgens hem vooral in de popmuziek. ‘Je had bijvoorbeeld Q65. Ze hadden een plaat uitgebracht, die heette ‘Revolution’. Op een zaterdag liepen mijn maat en ik op de Rotterdamse markt. Vroeger hadden ze grote luidsprekers, verbonden aan een radio. De top 40 stond op. Ineens hoorden we van Q65 ‘You’re the Victor’. Wij liepen dansend door die menigte heen. Toen zijn we naar het gebouwtje gegaan waar de radio stond en vroegen we of de muziek nog een keer gedraaid kon worden. De man in het gebouwtje had het opgenomen en draaide het nog een keer.’ Kees kan een veelheid aan toenmalig actieve bands opnoemen. ‘De muziek was ongelofelijk. Je had ‘The Outsiders’ en ‘The Doors’. Dat had allemaal te maken met de revolutie.’

Het was echter niet alleen in de popmuziek te merken dat er een revolutie gaande was. In Kees zelf voltrok zich ook een revolutie. ‘Ik was opstandig tegen mijn vader. Hij was een alcoholist en kon weinig verdragen. Dat botste met elkaar. Je wilde minder luisteren met je ouders. Dat heeft met die tijd te maken.’

Dat zich in Kees een revolutie voltrok, had ook te maken met zijn omstandigheden. Doordat zijn ouders weinig geld hadden, moest hij op zijn vijftiende gaan werken. Verder leren mocht niet. ‘We hadden een gezin van vijf kinderen en ik was de oudste. Ik wilde graag naar de ambachtsschool om automonteur te worden, maar dat lukt niet, want mijn ouders hadden geen geld. Zodoende moest ik geld in het laatje brengen. Het was hard werken van zeven tot vijf en soms tot twaalf uur ’s avonds. Zolang mocht je als vijftienjarige niet werken, maar als er iemand van de arbeidsinspectie kwam, moest je zeggen dat je iets voor je zelf deed. Mijn ouders waren er blij mee, want zo verdiende ik extra.’

De jaren ’70 verliepen heel wat onstuimiger voor Kees. ‘Eind jaren ’60 kreeg ik verkering, maar haar ouders maakten het uit, want ik was niet christelijk genoeg. Ik ging niet met hen mee naar de kerk. Toen heb ik me helemaal laten gaan. Ik reed die tijd al op een Puch en ik ben aan de softdrugs geraakt omdat ik mijn verdriet niet kwijt kon. Dat waren de jaren ’70 voor mij: drugs en alcohol.’ Kees was niet de enige. ‘Dat kwam echt op in die tijd.’

Ook op het gebied van muziek liet Kees zich gaan. ‘Ik ben toen naar een concert geweest van Alice Cooper. Dat was hele ruige muziek, maar het was ook een soort show. Die muziek vond ik aantrekkelijk, want ik moest mijn agressie kwijt. Dat kon voor mij alleen maar door muziek. Ik was één met de muziek. Aan de andere kant was ik stil en op mezelf gericht. Ik had weinig vrienden. Ik vluchtte in de drank en drugs.’

Kees vluchtte niet zomaar in de drank en drugs. ‘In die tijd ben ik mijn eigenwaarde kwijtgeraakt.’ Dat gebeurde door getreiter. Een vriend van Kees, die ook werd getreiterd, kwam zelfs in de psychiatrie terecht. ‘We hebben heel wat te verduren gehad. Je had niemand die je hielp.’ Kees kon zijn emoties nergens kwijt. ‘Mijn vader en moeder hadden zelfs niet in de gaten dat ik drugs gebruikte, zo erg was het.’

 

Omkeerpunt

Toen ging het mis. ‘We hadden een Amerikaanse party in de Voermanstraat. Er werd veel geblowd en gedronken. Toen ik wegging en op mijn bromfiets stapte, viel ik een paar keer om. Mijn maat zei: ‘je gaat toch niet rijden?’ Ik besloot toch te gaan rijden en dan zou ik wel zien waar ik terecht zou komen.’ Kees kreeg een black-out en een ongeluk. Vlakbij een spoorwegovergang reed hij tegen een boom. ‘Twee jongens hebben dat zien gebeuren. Zij hebben er voor gezorgd dat er een dokter kwam. Ik kwam bij in het ziekenhuis.’ Kees zag het als een waarschuwing. ‘Ik werd met mijn neus op de feiten gedrukt. Ik kon zo niet verder gaan. Had ik dat niet gehad, was het misgegaan met mij. Dan was ik misschien wel aan de harddrugs geraakt.’

Voor Kees was het een omkeerpunt in zijn leven. ‘Mijn moeder heeft toen de kapitein van het Leger des Heils gewaarschuwd. Ze zei tegen hem dat hij bij mij moest gaan kijken. De kapitein heeft met mij gesproken over God.’ De kapitein zei tegen Kees dat hij niet alleen is en dat de Heere hem wil gebruiken en hem liefheeft. ‘Toen ben ik heilssoldaat geworden.’ Door de ervaring die Kees had met drank en drugs kon het Leger hem goed gebruiken. ‘Ik ben er op uitgestuurd om in cafés de ‘Strijdkreet’ (tijdschrift van het Leger des Heils, KJ) te verkopen.’

Het geloof was voor Kees een houvast. ‘Toch Iemand die van je houdt. Dat had ik gewoon nodig.’ Een hoop mensen verlieten het geloof en de kerk in die tijd. Kees maakte de omgekeerde stap. ‘Jezus was voor mij alles. Een wereld ging voor mij open.’

Kees was niet onbekend met het christelijk geloof. ‘Ik ben christelijk opgevoed. We moesten twee keer op een zondag naar de kerk. Ik ben grootgebracht in het geloof, maar op een gegeven moment krijg je teleurstellingen. Je vraagt je af waar God mee bezig is. Ik geloofde wel, maar deed er niks mee. Met het ongeluk wat ik heb gehad, heeft de Heere gezegd: ‘tot hier en niet verder.’’

In de jaren ’70 kwam de migratie op gang. Zo ook in Gorinchem. ‘Toen ik in de fabriek van De Vries Robbé werkte kwam de eerste generatie. Het waren voornamelijk Turken, Grieken en Marokkanen. Er werd helemaal niet gediscrimineerd. Het was je collega. Je had een hechte band, want je werkte in hetzelfde bedrijf.’

De migranten kwamen niet voor niks naar Nederland. Er was een flink tekort aan werknemers, waardoor de lonen explosief stegen. Met de lonen steeg de welvaart. Toch was er bij Kees thuis niet veel van te merken. ‘Mijn vader zat in de WAO. Er kwam wel af en toe een nieuw bankstel en we schaften een goedkope televisie aan, maar we werden niet ineens rijker.’ Niet alleen geld was schaars in huize Hocque. ‘Gezelligheid was er bij ons niet.’ Kees ging wel duidelijker meer verdienen. Daardoor kon hij een bromfiets kopen en naar de kroeg.

De seksuele moraal veranderde drastisch in die tijd. ‘Op een gegeven moment kreeg je boekjes van de NVSH, de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming. Op een gegeven moment werd in een Gorinchemse bioscoop ook een seksfilm gedraaid.’

Een hoop mensen zeggen van Kees dat hij een rebel is. ‘Dat zit nog steeds in mij.’ Toch zijn er wel dingen veranderd. Het uit zich niet meer zo als vroeger. ‘Ik ben ouder geworden, maar ik voel me nog steeds een rebel. Als iets in mijn ogen niet goed is, pik ik het niet. Ik wil er over praten, maar als anderen dat niet willen, ga ik mijn eigen gang. Ik heb er nog nooit last mee gehad op mijn werk, maar daar pas ik me aan. Buiten mijn werk, in de maatschappij ben ik een rebel. En ten opzichte van God. Dat zat al in me toen ik kleuter was. Als 4-jarig stak ik gewoon de straat over. Toen ben ik vastgebonden aan een hek, dat ik niet verder kon dan de stoep. In de jaren ’60 en ’70 kwam dat heel erg naar buiten, maar ik ben wel soepeler geworden. Ik ben niet moeilijk van karakter, maar als iemand theoretisch tegen me zit te ouwehoeren en ik heb praktijkkennis, luister ik niet naar diegene.’

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.